Dit artikel is een gastcolumn van Peggy.
Het nummer ‘Niet of nooit geweest’ van Acda en de Munnik raakte me altijd enorm. Vooral het refrein: ‘Ik ben mezelf niet. Of al die jaren nooit geweest. Ik ben de gangmaker op het verkeerde feest. Ik ben mezelf niet of nooit geweest.’ Maar waarom eigenlijk?
Pas tijdens een onverwacht gesprek met mijn huisarts viel alles op z’n plek. Alsof er in één seconde iets brak. Het voelde alsof er iemand in mij was overleden. Het nagesprek over koetjes en kalfjes met mijn huisarts kreeg opeens een andere wending. Ik vertelde dat het mij pijn deed overal alleen voor te staan als het om de zorg van mijn ouders ging. Ik zie mijn partner samen de zorg delen met zijn zus. Zeker ik heb een broer maar die is niet echt betrokken, eigenlijk is het een egoïst, een sadist en iemand die zijn mening aan je opdringt. Iemand waarvan je zegt: ‘Ja, Zo is hij nu eenmaal.’ Iemand die zijn woorden zo kiest, dat ik altijd de schuldige was, het verkeerd deed, niet begreep of het verkeerd zag. Mijn huisarts gaf er een naam aan. Een narcist. Ik was helemaal van slag en tegelijkertijd had ik geen idee wat dat nou werkelijk was. Ik heb geleerd dat hij nu eenmaal zo is. Dat we moeten dealen met zijn karakter. Als het daarover gaat, zeiden mijn ouders bijvoorbeeld: “Ja, van wie zou hij dat nou hebben?” — een soort dooddoener, bijna luchtig bedoeld, maar voor mij pijnlijk. Want die opmerking laat juist zien hoe weinig er écht wordt gekeken naar wat er aan de hand is. En ondertussen doe ik m’n best, maar krijg daar nauwelijks waardering voor terug. Sterker nog: als er echt iets aan de hand is, heb ik niets aan mijn broer.
Vijf jaar geleden kwam mijn moeder in het ziekenhuis te liggen, mijn broer gedroeg zich als een klein kind. Het bed dat mijn vader had geregeld voor hem was niet goed, zijn bankpas deed het niet, dus betaalde mijn vader zijn nieuwe broeken. Mijn vader reed de auto naar het ziekenhuis (en niet mijn broer) en mijn broer vond zijn route niet goed. Er was een hoop commentaar. Mijn vader – uit zijn ritme gehaald – was verkeerd gereden en van slag. Na het bezoek aan mijn moeder reed mijn vader weer terug in de auto. Mijn broer verliet de ziekenkamer met een kinderachtige lach. Vergetend dat mijn vader vol emotie zat. Mijn moeder was echt ziek, zij had kunnen overlijden op dat moment. Tijdens het bezoek werd er niet gevraagd hoe mijn moeder, dan wel, mijn vader zich voelde of hoe het met mijn dochter ging, want zij was er die dag ook. Geen opmerking over de sport die zij beoefent, die hij zelf ook heeft beoefend. Enkel hoe goed alles was in zijn leefwereld. Voor de lunch nam hij een luxebroodje, mijn vader kreeg het eenvoudigste en goedkoopste dat er was in het restaurant van het ziekenhuis. Tenminste zo wilde hij dat, maar mijn dochter stak daar een stokje voor. Daar houdt opa niet van, we nemen deze. Bij de kassa betaalde hij zijn eigen broodje. Mijn dochter was net student. Zij betaalt de rest, opa deze krijg je van mij, was genoeg om te weten dat zij de broodjes had betaald. In nog geen drie uur tijd was iedereen zich aan het ergeren aan mijn broer. Ik zei nog: ‘Best knap dat je in zo’n korte tijd zoveel mensen kunt irriteren.’
Vanaf het moment dat ik geboren ben, ben ik op zoek geweest naar de liefde, waardering en aandacht van mijn broer. Maar wat ik ook deed het was nooit genoeg, nooit goed. Of het nou ging om de muziek die ik luisterde, een boek dat ik las, een spel dat ik had bedacht of een cadeau dat ik had gekocht… Eerst liep/kroop ik letterlijk tegen de deuren op die hij voor mijn neus dicht gooide. Later vertelde hij dat ik, in zijn ogen, geen lieve, goede vriend zou ontmoeten waar ik mijn leven mee zou delen. Na het gesprek met mijn huisarts weet ik dat hij mij niet alleen kleineerde, maar ook dat hij mij en mijn ouders tegen elkaar uitspeelde. Ik begrijp nu opmerkingen gemaakt door zijn vrienden. Zoals: ‘Jullie zijn nu toch oud genoeg om wat in het verleden is gebeurd te vergeten en te vergeven?’ of ‘Ik mis hem echt.’ Want vrienden zijn voor mijn broer objecten. Net als zijn familie. Als zij niet meer nodig zijn, wordt het contact verbroken.
Mijn ouders kregen tijdens onze opvoeding vaak de volle laag. De krant die zij lazen was geen goede krant. Zij moesten gaan beleggen, dan zouden ze rijk worden. De basisschool waar hij had gezeten was niet goed geweest, dat had een vrije school moeten zijn……..
Een narcist, ik ging op zoek naar informatie. Al gauw vond ik de website van Het Verdwenen Zelf en las ik het boek ‘Je leven in eigen hand’ van Iris Koops. Er ging een wereld van bevestiging voor mij open. Wat mij goed deed was om te lezen dat hoe hard ik ook mijn best doe, ik nooit de waardering zal krijgen die ik zoek en vooral zocht. Dat de pijn/ greep van mijn broer in mijn hele systeem zit en mij als een magneet zal blijven volgen, tot ik het snap en los kan komen. Dat het niet aan mij ligt maar aan mijn broer. Dat het een eenzijdig besluit is geweest om elkaar niet lief te hebben als een broer en een zus. Daarmee hoef ik van mezelf niet meer mijn best te doen. Ik ben vrij geworden in mijn handelingen naar mijn broer toe. Ik hoef geen felicitatie meer voor zijn verjaardag te sturen, want ik word al jaren niet gefeliciteerd. Ik hoef de eer niet meer aan mezelf of ouders te houden om het wel te doen.
Uiteindelijk ben ik sterker geworden. Waar ik mij als kind onzeker voelde en me aangepast, altijd met de gedachte dat ik toch niet sterk en zelfverzekerd kon zijn. Ik liep op eieren uit angst het fout te doen en lachte zoveel mogelijk weg. Ik bedacht ook gezellige dingen om te doen, die zelden door mijn broer gewaardeerd werden. Ik was de gangmaker op het verkeerde feest…….
Toen ik eenmaal bereikt had wat ik wilde bereiken, dat hele lijstje wat ik volgens mijn broer nooit zou bereiken, ik daar nauwelijks van kon genieten. Een lieve vriend. Ik had een baan en was er goed in geworden. Ik werd gewaardeerd. Dat kon ik niet aan, ik werd ziek en voelde boosheid. Boosheid naar mijn broer toe. ‘Waarom mijn broer?’, dacht ik toen. Ik ben terechtgekomen bij haptonomie. Om te leren voelen wat ik eigenlijk voelde. Ik had mij zo afgesloten van de pijn die mij was aangedaan dat ik weinig vertrouwen in mijn gevoel en mensen had. Ik heb gesproken met therapeuten maar altijd het gevoel gehad dat we de kern ervan niet benoemden. Ik heb uren gefietst, op een kussen geslagen en ben weer aan het werk gegaan. Ik had er weer lol in, maar er was altijd een stemmetje dat zei, je hebt de kern nog niet gevonden. Ik ontdekte meer over mezelf maar het stemmetje bleef. Tot het gesprekje met de huisarts én dan ben ik zelf ruim in de vijftig. Het waren niet mijn ouders, de opvoeding, niet mijn laat ontdekte dyslexie, het was mijn broer. Een broer met narcisme. Een broer die mij zo goed had verteld dat ik het leven niets te bieden had. Het volgens hem altijd verkeerd deed, al deed ik nog zo mijn best. Er was ook altijd een stemmetje dat zei, dat er iets niet klopte. Een stemmetje dat zei om in mezelf te blijven geloven. En dat heb ik altijd gedaan, ik heb altijd in mezelf geloofd, wat mijn broer ook zei.
Ik zie het als geluk, dat mijn broer vlak na mijn geboorte naar de kleuterklas ging. In die uren heb ik de volle liefde van mijn moeder ervaren. Ik heb een goede liefdevolle basis meegekregen van zowel mijn moeder als mijn vader. Ondanks dat wij tegen elkaar werden uitgespeeld, is onze band in de loop der tijd alleen maar beter geworden. Al jaren stapelen de leuke momenten met mijn ouders op.
Mijn ouders hadden hun hoop op de oudste gezet. Hij zou degene zijn die voor hen zou zorgen als ze ouder waren. Net als zij hadden ervaren in het gezin waarin ze waren opgegroeid. Ondanks alles blijft mijn vader hoop houden. Dat er een dag komt dat mijn broer wel belangstelling toont. Afspraken nakomt. Dat mijn broer en ik een goede band krijgen. De happy family. Mijn moeder kijkt daar anders tegenaan. Zij heeft de hoop opgegeven.
Zoals gezegd heb ik bereikt wat mij gezegd is, dat ik niet zou bereiken. Een lieve man, lieve kinderen, een mooi gezin. Een hogere opleiding dan mijn broer. Zijn muziek ben ik nooit gaan waarderen, ik lees mijn eigen gekozen boeken en kranten. Ik kijk met andere ogen naar mijn partner die de zorg samen met zijn zus deelt. Ik weet dat ik volledig op mijn man en kinderen kan vertrouwen. Gebeurt er iets met mijn ouders, dan zorgt mijn gezin voor mij en vooral ook het besef dat ik er niet alleen voor sta. Tot die tijd hebben we een groot voordeel, mijn broer woont ver weg in het buitenland.
Het gesprek met de huisarts heeft voor mij de puntjes op de i gezet. Soms denk ik nog weleens dat ik het allemaal verkeerd zag en zie. Niet zo lang geleden zag ik een narcist aan het werk, dat deed pijn, maar tegelijkertijd de herkenning. Dat is precies wat mijn broer deed. De woorden zo neerzetten, dat je echt denkt, dat heb ik veroorzaakt, door mij ging het mis. Want een compliment zat er nooit bij.
Het missen van een liefdevolle broer zal altijd een gemis zijn en pijn doen.
2 reacties op “Mijn verlangen naar de liefde van mijn broer”
Heel naar dat je niet de relatie met je broer hebt die je graag had willen hebben en dat hij een verstorende factor was in jullie gezinsleven. Al lezende vraag ik mij wel af hoe hij zo geworden is? Narcisme is niet iets wat zomaar ontstaat, daar liggen factoren in de opvoeding aan ten grondslag. Mijn zusje zou min of meer eenzelfde artikel over mij hebben kunnen schrijven. In haar ogen ben ik altijd degene geweest die het niet goed deed, degene die het gezin ‘kapot’ maakte en degene die niets goeds deed. Ik was de zondebok en om mijzelf te beschermen heb ik afstand van haar genomen. Ik respecteer je ervaringen maar merk tegelijkertijd dat je verhaal voor mij lastig is.
Voor een groot deel herkenbaar.
Mijn beide zussen hebben narcistische trekken. Er is geen contact meer met iedereen. Onze ouders zijn overleden.
Oudste heeft zich altijd beter gevoeld dan de rest van het gezin. Drukte de anderen kleinerend in hokjes.
De middelste voelde zich altijd het slachtoffer, en meende daarmee recht te hebben op een uitzonderingspositie. Bovendien probeerde zij op het laatst moeder te manipuleren, en gebruikte ze alles wat haar in goed vertrouwen verteld was tegen je.
Ik, de jongste, was uiteraard de kwade genius, en “altijd verwend”.
Ik bleef als enige mantelzorger over. We woonden allemaal ver weg.
Ik ben ongelooflijk blij en bevrijd nu ik geen contact meer hoef te hebben met beide zussen.