Ik heb in een leugen geloofd

Dit is een gastcolumn van Michelle

Nog voor het aflopen van de wekker ben ik wakker geworden. Het is januari 2017. Het duurt een paar seconden om te beseffen dat ik niet in mijn eigen bed lig maar in het zijne. De slaapkamer is nog donker. Alleen een zwak lichtschijnsel van de lantaarnpaal buiten dringt door de gordijnen heen naar binnen. Op de tast pak ik mijn telefoon die naast mijn kussen ligt. Het is pas 6.15 uur. Nog vroeg dus, maar te laat om nog terug in slaap te vallen.

Het is maandag. Een nieuwe werkweek voor de boeg. Ik heb er weinig zin in. Het weekend is voorbij en weekenden zijn voor hem. In ieder geval, de weekenden dat mijn kinderen bij hun vader zijn. Dan heb ik mijn handen vrij om leuke dingen met hem te doen. Tenminste, als zijn dochter geen roet in het eten gooit. Of zijn buien. Buiten is het koud maar in bed is het lekker warm. Ik heb geen zin om op te staan.

Naast me ligt hij nog te slapen. Naakt. Net als ik. Ik vind naakt slapen niet prettig maar omdat hij dat wil, doe ik het toch. “Wie bij mij in bed ligt, slaapt naakt”. Tegenspraak duldt hij niet.
Ik heb helaas niet zo goed geslapen. Onrustig. Toen we al in bed lagen, hebben we nog ergens over gediscussieerd. Hij denkt zo zwart-wit dat ik al gauw de moed opgaf om hem op andere gedachten te brengen. Er hangt nog iets onuitgesproken tussen ons in. En hij heeft nogal gesnurkt vannacht. Waarschijnlijk omdat hij teveel gedronken heeft gisteren. Alweer… Ik draai me om en schuif wat dichter naar zijn helft van het bed. Met mijn hand streel ik even vluchtig zijn rug.

Zijn lichaam is mannelijk. Hij reageert meteen op mijn aanraking. Zonder pardon rolt hij me op mijn rug en komt bovenop me liggen. Zijn ene hand omvat mijn nek met een stevige greep en met zijn andere hand raakt hij de zijkant van mijn lichaam aan. Hij is dominant en toch teder. Dit is voldoende om mij meteen daar te krijgen waar hij me hebben wil. Voor héél even is hij dicht bij me, en bijna líjkt het alsof er echte verbinding is tussen ons en voel ik mij gelukkig.

Dan is het moment weer voorbij. Hij slaakt een diepe zucht en rolt terug naar zijn kant van het bed. We hebben geen woord tegen elkaar gezegd. Hij keert me gewoon zijn rug toe. Letterlijk. Hij trekt het dekbed strak om zich heen en mompelt nog iets wat ik niet kan verstaan. Daarna blijft het stil. Ik blijf met wijd open ogen nog even liggen staren in het duister. Ik slik een brok in mijn keel weg. Dan sta ik maar op. Ik weet dat ik verder niets meer hoef te verwachten. Een gevoel van eenzaamheid overvalt me. In het donker kleed ik me aan en ik struikel bijna over het hengsel van mijn tas. Er is geen schemerlampje dus met het lampje van mijn telefoon aan, raap ik mijn spullen bij elkaar en prop ze in mijn tas. Elke keer hetzelfde ritueel. Ik kom naar hem, schik me naar hem. Al maanden.

Deze “relatie” bestaat omdat ík me steeds aanpas. Nooit komt hij mij opzoeken in mijn huis, nog geen enkele keer heeft hij in míjn bed geslapen. Hij kent mijn ouders niet, mijn vrienden niet, hij zit niet te wachten op mijn kinderen….In het weekend leef ik uit mijn tas. En dans ik naar zijn pijpen. Ik heb vertrouwen dat het ooit goed komt, hij heeft geen gemakkelijke tijd achter de rug, dus ik moet geduldig zijn. Maar het begint me allemaal behoorlijk op te breken, dat eenrichtingsverkeer.

Ik probeer zo min mogelijk lawaai te maken. Zijn dochter slaapt in de kamer ernaast en ze moppert als ze wakker gemaakt wordt. Ze vindt het sowieso irritant als ik er ben. Dat laat ze me iedere keer duidelijk voelen. Ze heeft geen contact meer met haar moeder en haar vader is van háár. Ze ziet mij als een grote indringer, een concurrent. Haar blik is altijd bozig. Lachen doet ze nooit. Jammer, want ze is een knappe meid. Ze heeft de looks van haar vader…
Als ik al mijn spullen bij elkaar heb, kijk ik naar de bult onder het dekbed. Geen beweging. Hij slaapt gewoon alweer. Of doet alsof. Ik bijt op mijn lip. “Wie ben jij eigenlijk?”, vraag ik mezelf in stilte af. “Je lijkt zo gemakkelijk van gedaante te wisselen, alsof je twee gezichten hebt….” Het is bijna eng.

“Ik ga hè?” zeg ik zacht. Mijn stem klinkt raar. Alsof ie niet van mij is. Geen reactie. Ik loop naar hem toe, zal ik hem een kus geven? Ik twijfel. Ik ben boos. Teleurgesteld. Dan stoot ik mijn knie aan de rand van het bed. Au. Verdomme. Tranen springen in mijn ogen. Maar ja… huilen doe ik de laatste tijd nogal snel. “Wat doe je?” gromt hij.  Ik schrik van zijn plotselinge stemgeluid. Er klinkt boosheid en irritatie in door. “Laat me toch slapen…. mens!”, gevolgd door een diepe zucht. ‘Mens’!? Noemde hij me nou MENS?? WTF.

Ik sta perplex. Dan maar geen kus. Bekijk het! Ik draai me om en verlaat de kamer. Is dit mijn dank voor wat ik hem net gegeven heb? En toch hoop ik dat hij me later vandaag nog een berichtje stuurt.

Onderaan de trap staat zijn hond, een zwarte labrador. Toen ze me hoorde, is ze meteen opgesprongen uit haar mand. “Dag meisje”. Ik aai haar over haar kop en kijk haar even in haar trouwe honden ogen aan. Ze kwispelt uitbundig. Er lijkt tenminste nog iemand in dit huis blij te zijn dat ik er ben.

Mijn sleutels zitten in mijn jaszak. De koude januariwind blaast guur in mijn gezicht zodra ik de voordeur open maak. Sneeuw knispert onder mijn laarzen terwijl ik naar mijn auto loop. Gelukkig zijn de autoruiten schoon.

Ik stap in, zet mijn tas op de bijrijdersstoel en omklem met mijn handen het koude stuur. Dan werp ik een blik naar boven, richting slaapkamerraam. Ik had een klein sprankje hoop dat hij voor het raam zou staan om me uit te zwaaien. Maar nee. Er staat niemand. Natuurlijk staat er niemand. Wat dom dat ik dat verwachtte. Gedesillusioneerd draai ik de sleutel om in het contact. Een rilling trekt door mijn lijf. En dat is niet van de kou. “Spookhuis”, mompel ik.

Nog geen 5 minuten later parkeer ik mijn auto voor mijn eigen huis. Ik voel me opgelucht als ik zie dat er bij de buren nog geen licht brandt. Wat zouden ze van me denken als ze me zouden zien thuiskomen op dit tijdstip? Ik woon hier nog niet zo lang maar toch is dit al echt mijn huisje. Het ruikt er vertrouwd, naar mijn wasmiddel en naar geurkaarsjes. Er staan bloemen op de tafel die ik van mijn moeder heb gekregen. Mijn moeder… ze moest eens weten.

Ik laat de tas van mijn schouder glijden, hang mijn jas aan de kapstok en draai de thermostaat naar 20 graden. Mijn katten kijken me slaperig aan vanaf de bank. De een rekt zich uit, de ander springt meteen op van de bank en begroet me door kopjes te geven tegen mijn been. Ik til hem op, stop mijn neus in zijn vacht. “Dag vriendje”. “Prrr prrrr”, spint hij tevreden terug. Weer prikken mijn tranen. In de keuken vul ik de bakjes met kattenbrokjes, leeg de kattenbak en loop daarna de trap op naar boven. De deuren van de slaapkamers van mijn kinderen staan open maar de kamers zijn leeg. De bedden keurig opgemaakt. Precies zoals ik het vrijdag achtergelaten heb. Ik slik mijn schuldgevoel weg.

Slechts een jaar geleden zag mijn leven er totaal anders uit. Was ik nog een getrouwde vrouw met een ogenschijnlijk heel gelukkig leven. We bezaten een koophuis en gingen elk jaar op vakantie met de caravan. Burgerlijk en voorspelbaar. Duidelijk. Veilig. Mijn kinderen hadden een vader en een moeder om zich heen. Hoefden niet steeds te wisselen van huis. Maar er kwam een andere vrouw in beeld en ik… ik zocht troost. En die kreeg ik. En toen moest ik zo nodig verliefd worden…

Ik zet de douche aan en stap eronder. Het warme water voelt weldadig. Ik heb nog 2 uur de tijd voordat ik op mijn werk moet zijn. Mijn gedachten gaan terug naar afgelopen weekend. Het was niet zo leuk als ik gehoopt had, helaas. Ik had mij er op verheugd maar ik viel van de ene teleurstelling in de andere. Zoals wel vaker de laatste tijd. We hadden weinig momenten samen. Zijn dochter eiste steeds alle aandacht op. En hij zocht ruzie. Lokte discussies uit. Dronk teveel. Maar zo gaat het steeds vaker. De minder leuke momenten volgen elkaar in steeds sneller tempo op. Hij legt de lat steeds hoger. Steeds als ik denk te weten hoe hoog de lat ligt, verplaatst hij hem weer. Wat ik ook doe en hoeveel ik ook geef, het is nooit goed genoeg. Ik raak langzamerhand uitgeput van het op mijn tenen lopen.

Hij drinkt steeds meer en vaker en wordt ook steeds gemener in wat hij tegen me zegt. Soms kijkt hij me minachtend aan of vertrekt ineens naar een vriend terwijl hij me laat zitten met zijn dochter. Terwijl ik hem heb leren kennen als een lieve en empathische man. Hij luisterde naar me, gaf me goede adviezen, hij geloofde in me, overlaadde me met complimenten. Iets wat ik zo miste in mijn huwelijk…. Maar die lieve man laat zich nog zelden zien. Hij snauwt naar me, kleineert me, gebruikt me…negeert me, om me vervolgens weer aan te trekken, grapjes te maken en daarna weer dagen niks van zich te laten horen. Ik begrijp er niks van.

En ineens zijn ze daar, de tranen. De tranen die ik zo hard probeerde in te houden. Ze zijn niet te stoppen. Ik voel een leegte zoals ik hem nog nooit gevoeld heb. Ik mis mijn kinderen. Ik mis….mezelf. Ik voel me zo vreselijk alleen. Het doet intens pijn van binnen. Ik voel het in mijn buik.

Ik zet de douche uit, droog me af, kleed me aan, voor de tweede keer deze ochtend en het is pas 7.00u…. Ik laat me op mijn bed vallen en huil met lange diepe uithalen. Het lijkt alsof mijn hart uit mijn lijf gerukt wordt. Stuurde hij me nu maar een appje..dan zou ik me vast beter voelen. Maar mijn telefoon blijft stil.

7.45 uur. Ik sta op. Kijk in de spiegel. Poeh. Rood omrande ogen. Dit komt niet meer goed vandaag. Ik zet een kop thee, installeer mezelf aan de eetkamertafel. Ik open mijn laptop en begin te schrijven. Het schrijven helpt me altijd. Het geeft me rust. Ik geef woorden aan mijn gevoel. Af en toe denk ik dat ik krankzinnig geworden ben. De woorden zoeken een weg naar buiten, mijn vingers vliegen over het toetsenbord…Tot in detail beschrijf ik het afgelopen weekend. Ik herbeleef de momenten weer. En weer rollen de tranen over mijn wangen. Ik zie als een berg op tegen een nieuwe werkdag. Leuk doen tegen klanten, ik denk niet dat ik het opgebracht krijg.

Ik check mijn telefoon. Hij zou nu toch ook opgestaan moeten zijn. Hij moet ook gewoon naar zijn werk. Waarom appt ie nu niet? Een klein en kort berichtje zou al voldoende zijn…Denkt hij dan helemaal niet aan mij? Ik weet niet meer wat ik moet doen. Zal ik hem appen? Waarom zou híj initiatief moeten nemen? Misschien stel ik me aan. Beeld ik het me allemaal in. Zo negatief was het weekend toch niet?

Maar het lege gevoel gaat niet weg. Daarnaast voel ik nog iets. Een ander gevoel wat ik niet helemaal kan duiden maar het komt het dichtst in de buurt van…schaamte. Ik begin weer te huilen. Niemand weet hoe het werkelijk in elkaar steekt. Ik speel de hoofdrol in mijn eigen toneelstuk. Hoe heb ik het zover kunnen laten komen? Waar en wanneer ben ik mezelf kwijt geraakt? Het is er in geslopen. Zijn manipulaties hebben me afgesneden van mezelf. Ik heb troost nodig, warmte, liefde, iemand die me vasthoudt en zegt dat alles goed komt… Maar het komt niet meer goed, althans zo voelt het.

Ik wil dit niet meer. Ik wil weer gewoon gelukkig kunnen zijn. Maar in plaats daarvan voel ik me klein, eenzaam en vernederd. Gebruikt. Ik voel me leeg. Ik ben uitgeput. Ik ben vermagerd. Alles wat hij me beloofde en wat ik zo graag wilde geloven… er is niets van waar gebleken. Ik heb in een leugen geloofd. Ik snik hartverscheurend met mijn hoofd op mijn armen. Het gaat niet goed met me. Verdomme, het gaat al heel lang niet goed met me….Ik heb hulp nodig maar aan wie kan ik dat vragen? Wie gelooft me? Wie zou me begrijpen? Zo zit ik een uur…de tranen zijn niet te stoppen.

De zoekbalk van Google.. in mijn wanhoop typ ik: “Als je jezelf kwijt bent….”
En dan is het daar; de website van “Het verdwenen zelf”. Ik lees en lees.. en val van de ene verbazing in de andere. Herkenning. Dit heeft een naam. Narcisme. Ik heb het woord weleens gehoord, maar hè…???? Dat is toch een behoorlijk ernstige afwijking?

“Sommige mensen gedragen zich destructief”, staat er. “Zij doen dit op een indirecte manier: ze slaan of schoppen vrijwel nooit, maar in hun directe omgeving heerst er onrust. Drama. Strijd. Onzekerheid. Ze kunnen heel boos worden en extreem reageren, maar vinden die reactie zelf volstrekt normaal. Ze kunnen met een glimlach iets vreselijks zeggen waardoor je ernstig twijfelt aan je beoordelingsvermogen.” Ik ben stomverbaasd. Dit is de spijker op zijn kop. Ik besluit mij ziek te melden voor vandaag. Mijn collega gelooft me meteen omdat ik zo snotterig klink. De rest van de dag besteed ik aan informatie opzoeken. Het werkboek van Iris Koops bestellen. Als hij appt, besluit ik hem te negeren. Maar hij appt me niet. De hele dag niet. En ‘s avonds ook niet.

Twee dagen later valt het boek in de brievenbus. Ik start zodra ik kan met lezen. Er beginnen puzzelstukjes te vallen. Hoe meer informatie ik tot me neem, hoe rustiger ik me begin te voelen. Dit ligt helemaal niet aan mij! Het boek is confronterend. Af en toe moet ik even stoppen met lezen en tot mezelf komen. Maar met elke bladzijde die ik verder kom, neemt mijn zelfvertrouwen toe. Het is bizar hoeveel er uit het boek van toepassing is op hem. Op mij. Op ‘ons’. Op de situatie waar ik in zit.

Drie maanden later
Het is een zondag in april. Ik besluit een stukje te gaan fietsen. Het is fris maar de lucht is strakblauw. Mijn hoofd is een stuk rustiger. De afgelopen maanden waren zwaar. Hij is uit mijn leven en dat ging niet zonder slag of stoot. Ik heb zijn nummer geblokkeerd, dus nachtelijke telefoontjes zijn gelukkig verleden tijd. Af en toe staat hij me nog op te wachten bij mijn werk. Hij zegt nooit iets tegen me, staat daar alleen maar te staan. Hopelijk zijn dat de laatste stuiptrekkingen. Het verdriet heeft plaats gemaakt voor opluchting.

Ik rijd op een landweggetje met aan weerszijden bomen waar al voorzichtig groene knoppen in komen. Ik stap van mijn fiets om een foto te nemen. Ik ben helemaal in het moment, in verbinding met mezelf. Dit moment is symbolisch. De weg voor me, leeg, lang en uitgestrekt. Dit is mijn leven en ik heb het stuur in handen. Letterlijk. Vanaf nu bepaal ík mijn richting.

Een week later wacht ik in de kantine van de voetbalclub tot mijn zoon klaar is met douchen. Er wachten meerdere ouders op hun kind, we zitten aan een lange tafel. Iedereen praat met elkaar maar het gaat langs me heen. Ik heb andere dingen aan mijn hoofd en ben in gedachten verzonken. Iemand stoot me aan en vraagt of ik koffie wilde. “Graag’, zeg ik afwezig. De vrouw van de koffie probeert een gesprek aan te knopen maar ik heb geen zin om te praten dus ik luister niet echt. Tegenover me zit een man, hij zit geanimeerd iets te vertellen tegen een andere man. Ik bekijk hem. Hij heeft een vriendelijk gezicht. Ik kan me niet herinneren dat ik hem ooit eerder hier heb gezien of van welk kind hij de vader zou moeten zijn. Hij lacht ergens om. Doet suiker in zijn koffie, neemt een slok. Iets in hem maakt dat ik naar hem blijf kijken.

De geluiden om mij heen verstommen. De stem van de vrouw die me koffie aanbiedt, klinkt ineens heel ver weg. Plotseling kruist de blik van de man de mijne. Ik kijk in een paar prachtige bruine ogen, de mooiste die ik ooit heb gezien. Ze twinkelen. We hebben maar een paar seconden oogcontact maar dat is voldoende om te voelen dat de energie in mij begint te stromen. De man went zijn blik weer van me af en vervolgt zijn verhaal tegen de andere man. Hij neemt weer een slok koffie. De geluiden om me heen worden weer luider.

“Mam”, klinkt het naast me. “Ik ben klaar”. De haren van mijn zoon zijn nog nat. Ik sta op. We verlaten de kantine. Bij de uitgang kijk ik nog eens om omdat ik voelde dat er iemand naar me kijkt. “Kom vriend”, zeg ik tegen mijn zoon, “We gaan een ijsje halen.”

Het zonnetje schijnt en de vogeltjes fluiten. “Het is er weer voor, vind je niet?” Ik woel even door zijn natte haar en ik glimlach naar hem. Mijn zoon lacht terug. De lente is begonnen en de toekomst is veelbelovend.

Ontwaken uit het oorlogsgebied

Dit is een gastcolumn van Petty

Oorlog, zo was het altijd; wakende, voelende “wat is de situatie”, niet wetend wat of en wanneer de volgende aanval zal zijn. Jezelf zo diep verbergen zodat jezelf maar met beetjes kan/durft te tonen aan de lieve mensen die het wel goed met je menen, en dan lijkt het nog alsof het verkeerd is omdat iemand je ooit heeft ingefluisterd dat je een “niets” bent. Lees verder “Ontwaken uit het oorlogsgebied”

Terugblik 2015 en nieuwjaarswens


Lieve mensen,
Er is veel positiefs gebeurd in 2015. De website leeft enorm. Op iedere blog komen vele reacties. De website, blogs en reacties vormen een steun en bieden herkenning aan vele lezers.

Het werkboek van Iris vindt veel weerklank onder slachtoffers. Daarnaast merken steeds meer professionals het boek op en ook hun reacties zijn positief. Afgelopen jaar zijn er dertien basisworkshops gegeven en deze waren zonder uitzondering volgeboekt. Daarnaast zijn er vijf verdiepingsdagen geweest, met verschillende thema’s. De workshops worden door therapeuten en coaches uit ons netwerk gegeven. Lees verder “Terugblik 2015 en nieuwjaarswens”

Zwarte tranen

Dit is een gastcolumn van Agnes.

Ik ben inmiddels 45 jaar en nu kan ik eindelijk zeggen dat alle puzzelstukjes op zijn plaats gevallen zijn. Met nu bedoel ik na het lezen van het werkboek “herstellen van Narcistische mishandeling”. Zelf heb ik een opleiding gevolgd tot psychosociaal therapeut, daar werd een begin gemaakt met het ontrafelen wat ik in mijn leven had meegemaakt en de uitwerking daarvan. Door goede therapie ben ik een heel eind gekomen, Lees verder “Zwarte tranen”

In het juiste perspectief

Dit is een gastcolumn van Enneke

Toen ik uit mijn relatie kwam met een (hoogstwaarschijnlijk) NPS man, had ik veel kenmerken van het zogenaamde ‘narcissistic victim syndrome’. De psycholoog stelde PTSS bij me vast en kenmerken van een afhankelijkheidsstoornis. Een tijd van verwerking volgde, tegelijkertijd met een heftige vechtscheiding.

Onderdeel van het verwerking van een relatie met een narcist, is jezelf informeren over de stoornis. Hoe ben je eigenlijk in deze ‘toestand’ verzeild geraakt. Lees verder “In het juiste perspectief”

Bericht van Iris


Lieve mensen,

Ik heb een periode genomen om aan het vervolg op mijn werkboek te werken, en er is gebleken dat ik meer tijd nodig heb. Ik wil een gedegen boek neer zetten, en daarom de tijd nemen die ik nodig heb. Dus graag nog even geduld. Zodra ik weer nieuws heb laat ik dit weten! Dan vermeld ik ook welke onderwerpen ik in dit boek behandel en hoe dit boek een belangrijke aanvulling/verdieping zal vormen op het werkboek. Ook door de diverse bijdrages van ervaringsdeskundigen en professionals die er in komen.

Een voorproefje Lees verder “Bericht van Iris”

De stresstest

Dit is een gastcolumn van “Op gemak bij mezelf”.

Alweer een aantal jaren tegenover mezelf uitgekomen dat een van mijn ouders pleger is (geweest) van psychisch huiselijk geweld. Sindsdien hard gewerkt aan mijn herstel en een eind op weg. Vorig jaar o.a. via deze site ontdekt dat het vrijwel zeker NPS was. Mooi, de ervaring heeft een precieze naam en dat kan ik nog beter een plek geven. Inmiddels zo ver, dat ik er zonder emotie over kan spreken met een enkele naaste, als er een passende aanleiding is. In waarneming, in bedekte termen en zonder gedoe. Verklarend. Behalve als ineens mensen uit het slachtofferverleden langskomen morrelen met onprettige bedoelingen. Lees verder “De stresstest”

Tijd voor het vervolgboek!


Lieve mensen,

Met deze blog wil ik aankondigen dat ik heb besloten mezelf vier maanden terug te trekken, om het vervolg op het werkboek af te maken. Dit boek, waar ik al geruime tijd aan probeer te werken, krijgt niet de aandacht die het verdient. Daarom heb ik besloten me geheel uit de “dagelijkse operatie” terug te trekken. Het verdwenen zelf blijft dankzij mijn collega’s op dezelfde manier doorgaan, alleen ikzelf ben tijdelijk niet direct bereikbaar.

Lees verder “Tijd voor het vervolgboek!”